TO TOJGANI – Executive summary
Op verzoek van de Kamervoorzitster opende het Vast Comité I in februari 2022 een toezichtonderzoek naar de wijze waarop de Veiligheid van de Staat (VSSE) de opvolging van de imam Mohamed TOJGANI heeft uitgevoerd.
In oktober 2021 werd tegen de betrokkene, een emblematisch figuur van de religieuze scène in Brussel, een beslissing tot intrekking van verblijfsvergunning uitgesproken. Deze beslissing, waarover in januari 2022 uitvoerig werd bericht in de media, werd door de staatssecretaris voor Asiel en Migratie gerechtvaardigd op basis van inlichtingen die de VSSE had verstrekt. Enkele dagen eerder oordeelde de familierechtbank van Brussel, die gunstig gevolg had gegeven aan het verzoek van Mohamed TOJGANI om de Belgische nationaliteit te verwerven, echter dat die informatie onvoldoende gestaafd was.
Het onderzoek van het Vast Comité I had tot doel de informatiepositie van de VSSE, de bij de opvolging van de betrokkene gebruikte middelen, evenals de verwerking en uitwisseling van persoonsgegevens door de VSSE met andere autoriteiten en administraties te onderzoeken.
Het verslag van het Comité werd op 17 april 2023 overgelegd aan de Begeleidingscommissie.
Het toezichtonderzoek heeft eerst duidelijkheid verschaft over de acties van de VSSE in het kader van twee parallelle procedures betreffende Mohamed TOJGANI: enerzijds heeft de VSSE een advies uitgebracht over de door Mohamed TOJGANI ingediende nationaliteitsverklaring, anderzijds heeft de inlichtingendienst geantwoord op een informatieverzoek van de Dienst Vreemdelingenzaken naar aanleiding van de berichtgeving in de media, in januari 2019, over een vroegere prediking van de imam.
De VSSE beschouwde deze twee samenvallende procedures als een dubbele kans om haar << strategie van verstoring >> toe te passen . Inzonderheid in het kader van dit dossier heeft de VSSE inlichtingen verstrekt aan de Dienst Vreemdelingenzaken met het oog op de intrekking van de verblijfsvergunning van de betrokkene.
In zijn verslag brengt het Comité vervolgens de belangrijkste juridische en regelgevende instrumenten in herinnering die het kader vormen voor het optreden van de VSSE in beide procedures. Zo bleek de verzending van nota's aan de procureur des Konings van Brussel en aan de Dienst Vreemdelingenzaken conform te zijn aan het Wetboek van de Belgische nationaliteit, de wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en aan de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Aan het eind van zijn onderzoek stelde het Vast Comité I echter vast dat er sprake was van aanzienlijke disfuncties in het beheer van het dossier van Mohamed TOJGANI binnen de VSSE. In haar communicatie met externe partners deelde de dienst immers strenge conclusies die volgens het Comité niet in verhouding stonden tot de verzamelde informatie en de gevolgde opvolgingsstrategie. Het Comité betreurt inzonderheid een gebrek aan nuancering en het feit dat er oude informatie is gedeeld zonder uitdrukkelijke waarschuwing.
Op basis van deze vaststellingen formuleert het Comité meerdere aanbevelingen. Die hebben meer bepaald betrekking op de actualisering van de informatie in verband waarmee de VSSE het initiatief neemt om die met derde instanties te delen, op de opheldering en de operationalisering van de door de dienst gehanteerde concepten of ook op de mobilisatie van de nationale overlegplatformen. Het Comité nodigt de VSSE ook uit om een evaluatie te maken van haar activiteiten van "verstoring", bijna vier jaar na de ingebruikname van haar nieuwe zogenaamde "proactieve" strategie ten aanzien van bedreigingen.
Het Vast Comité I looft de inspanningen die de VSSE al heeft geleverd om haar interne werking te verbeteren op basis van de lessen die in het kader van dit dossier werden getrokken. Bovendien verheugt het Comité zich over het overleg dat tussen de nationale partners wordt georganiseerd met het oog op de harmonisatie van de concepten inzake extremisme en terrorisme.
In zijn hoedanigheid van bevoegde toezichthoudende autoriteit inzake de verwerking van persoonsgegevens door de inlichtingendiensten (art. 95 van de wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen ten aanzien van de verwerkingen van persoonsgegevens), zal het Vast Comité I bevelen dat er maatregelen worden getroffen om de nota's van de VSSE te corrigeren die werden toegestuurd aan de Dienst Vreemdelingenzaken en de procureur des Konings van Brussel.